Fietsparkeren voor de massa

Fietsen zit in de Nederlandse cultuur, en een plek waar je dat het best kan ervaren is bij grootschalige evenementen. Waar zulke massale volksverplaatsingen er in andere landen plaatsvinden middels het openbaar vervoer, nemen wij nuchtere Hollanders lekker de fiets. Deze week zak ik hoe dat op sommige plekken beter is georganiseerd dan op andere.

In een afgeladen Galgenwaard werd het een waar voetbalfeest: 3-1 winst en voor het eerst in 15 jaar Europees voetbal!

Deze week stonden twee van zulke evenementen op de agenda, waarbij ik uiteraard ook mijn tweewieler verkoos. Per fiets bezocht ik de Europa League-wedstrijd van FC Utrecht tegen haar evenknie uit Genève, Servette FC. Sinds een succesvolle pilot in 2019 is er op een trapveldje tegenover stadion Galgenwaard een zogenaamde pop-up fietsenstalling. Hier kan je gratis je fiets stallen en deze wordt de gehele wedstrijd bewaakt door een medewerker van de gemeente (die kennelijk niet zelf de behoefte heeft om de lokale FC toe te juichen). Het mag voor zichzelf spreken dat dit voor de fietsers ideaal is: zonder enig risico dat je je fiets gestolen ziet worden kan je rustig voor twee uurtjes op de tribune plaatsnemen. Op uitgaansavonden en op drukke weekenddagen zie je deze pop-up stallingen trouwens ook veel in de binnenstad. Het is een goedkope en efficiënte oplossing om fietsgebruik te stimuleren, en tegelijkertijd een wildgroei van fietsen tegen te houden. Het lijkt me ook een logische stap om dit op meer plaatsen te realiseren, zoals bij festivals.

De sfeervolle entree van het Amsterdamse Bostheater

Op de zaterdag ging ik multimodaal naar Amsterdam: met een fietskaartje nam ik mijn stalen ros mee in de intercity naar Sloterdijk. Die avond had ik met een vriendin kaartjes gekocht voor een filmvoorstelling in het in het Bostheater, dat schitterend midden in het Amsterdamse Bos ligt. Doordat ik mijn eigen fiets had meegenomen had ik veel vrijheid: eerst kon ik langs haar huis en konden we samen wat eten, en daarna samen in alle rust opfietsen naar het Amsterdamse Bos. Het theater is uiteraard vele malen kleiner dan een voetbalstadion, maar het was zeker niet kleinschalig. Toch moesten we het hier doen met een ‘gewone’ onbewaakte fietsenstalling. Duidelijk was dat deze veel minder gebruikt werd. Na afloop van de prachtige film – Lion uit 2016, echt een aanrader – was ook wel duidelijk waarom veel Amsterdammers met de auto waren gekomen. Langs de weg door het bos waren geen lantaarnpalen, dus moesten we door het donker fietsen. Dit is uiteraard goed voor de dieren in het bos, maar niet voor de fietsers. Met name voor vrouwelijke bezoekers kan het als onveilig worden ervaren en zal daardoor ongetwijfeld duurzaam mobiliteitsgedrag ontmoedigen. Ook in een progressieve stad als Amsterdam valt er dus nog genoeg te winnen.